Schoonmoeders hebben – in tegenstelling tot magneten – geen positieve kant, volgens de moppen. Maar de schoonmoeder in deze zaak betaalde toch maar mooi de restschuld op de woning toen haar dochter scheidde van partner M. Met een rechtsgang als gevolg.
Als dochter D. en haar man M. uit elkaar gaan, verkopen zij de gezamenlijke woning. Omdat de woning dankzij de crisis onder water staat, is er een restschuld. De schoonmoeder voldoet de schuld, maar zij stuurt haar ex-schoonzoon wel een rekening voor de helft van het bedrag. M. weigert echter te betalen. De schoonmoeder die op het standpunt staat dat de schoonzoon verantwoordelijk is voor zijn (interne) deel van de restschuld, beschuldigt hem van ongerechtvaardigde verrijking. De kantonrechter stelt haar in het gelijk, maar de schoonzoon laat het er niet bij zitten. In hoger beroep stonden de kijvende partijen vorige week weer tegenover elkaar.
De schoonzoon is van mening dat geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, gezien de afspraken die hij en D. al geruime tijd voor verkoop van de woning met elkaar gemaakt zouden hebben. Volgens M. hadden ze afgesproken dat de eventuele onderwaarde van de woning louter voor rekening van D. zou komen. De schoonmoeder zou zonder overleg met M. een bedrag aan de notaris betaald hebben om de restschuld te voldoen. De schuld van haar dochter welteverstaan, volgens M., want zij is de enige die iets moet terugbetalen. M. zou ook op geen enkel moment inhoudelijk betrokken zijn geweest bij de verkoop van de woning. Hij weet dan ook niet of er sprake is geweest van verkoop tegen een marktconforme of redelijke prijs, aldus M. , laat staan van een reële restschuld.
Schoonmama weerspreekt zijn stellingen. Ze wappert met een brief waarin M. en haar dochter wel degelijk hadden afgesproken dat de onderwaarde van de woning bij helfte moest worden voldaan. En M. was als mede-eigenaar ook betrokken bij de verkoop van de woning en door notaris en bank geïnformeerd. M. was zelf akkoord gegaan met de onderwaarde, door te tekenen voor de overdracht en afrekening.
Omdat het verhaal van M. op geen enkele manier door feiten wordt ondersteund, veegt de rechter M.’s argumenten van tafel. De kantonrechter had de betaling van de restschuld moeten kwalificeren als een gift, vindt M. vervolgens. Wat volgens de rechter ook onder de O van Onzin thuishoort, want die bewering staat haaks op zijn eerder ingenomen stelling dat hij afspraken gemaakt zou hebben over de betaling van de restschuld. De rechter in hoger bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter. M. moet zijn deel van de restschuld betalen.
Meer weten over financiële afspraken met (schoon)ouders na een scheiding? Neem contact met mij op.
Comments